att vara hemma

thuis zijn

gå hem

naar huis gaan

väg (en)

de weg

gata (n)

de straat

trafik (en)

het verkeer

flygplan (et)

het vliegtuig

lastbil (en)

de vrachtwagen

korsning (en)

het kruispunt

körkort (et)

het rijbewijs

parkeringsplats (en)

de parkeerplaats

cykelväg (en)

het fietspad

trottoar (en)

de stoep de trottoir

lopen

cykla

fietsen

bil (en)

de auto

köra bil

autorijden

flytta

verhuizen

vilja

willen

måste

moeten

kunna

kunnen

ska

zullen

mogen

sked (en)

de lepel

gaffel (n)

de vork

kniv (en)

het mes